"Ik was klaar met mijn oude leven"
“Ik was klaar met mijn oude leven”
Joost is cliënt bij Trajectum. In deze blog vertellen we over zijn leven en de problemen die hij had. Hij had een moeilijke jeugd. Hij werd agressief, leefde op straat en ging criminele dingen doen. Na jaren van behandeling gaat het nu goed met hem.
Moeilijke jeugd
Hij had van tevoren al geen kans. Joost (geboren in 1959) was derde in een gezin met zeven kinderen. Ze moesten het allemaal zelf maar uitzoeken. De ouders dronken veel. En de vader sloeg de kinderen als hij iets niet leuk vond. De kinderen hingen op straat en zorgden zelf voor hun eten. Ze moesten bedelen of zelfs stelen. ‘Je moest toch eten?’ En zo groeide Joost zonder dat hij het wilde op als een roofdier.
Op straat
Door zijn onveilige jeugd kreeg Joost een moeilijk karakter. Hij was egoïstisch en agressief. En hij vertrouwde niemand. Hij maakte de basisschool niet af en hij ging criminele dingen doen op straat. Daar voelde hij zich thuis. Joost moest naar kindertehuizen en internaten, maar dat hielp niet. Hij bleef zich slecht gedragen. Op zijn zestiende besloot hij dat hij geen contact meer wilde met zijn ouders. Hij ging toen ook uit huis. ‘Ze hadden de pik op mij. Die ouwe mocht wel bier drinken. Maar ik mocht niet blowen. Ik had er genoeg van.’ En zo werd Joost dakloos. En leefde hij écht op straat.
‘Ik had niks, ik moest het zelf allemaal uitzoeken’
Crimineel
Het ging steeds slechter met Joost. Hij gebruikte alcohol en drugs zodat hij niet aan de vervelende dingen hoefde te denken. Hij gebruikte alles wat hij kon vinden. Hasj, speed, LSD, cocaïne, heroïne. Paddenstoelen zelfs. Omdat hij zoveel gebruikte, had hij veel geld nodig. Dus ging hij weer stelen, samen met zijn broers. Alleen gebruikten ze nu meer geweld dan vroeger, toen ze kinderen waren. Joost werd een crimineel. Het maakte hem niet uit wie hij pijn deed. ‘We gingen gewoon ergens naar binnen. Met een mes of een pistool. ‘En maak nu de kassa maar open’, zeiden we dan. Of we beroofden mensen die overdag gewoon op straat liepen.’
Nieuwe periode
Zo ging het jaren door. Soms zat hij in de gevangenis, maar daarna ging hij gewoon door met mensen overvallen. Tot hij in 1997 tbs met dwangverpleging kreeg. Hij kwam terecht op Hoeve Boschoord. Toen begon een nieuwe periode in zijn leven. Voor het eerst in z’n leven kreeg Joost een kans. Maar in het begin vond hij het daar niet makkelijk. ‘Ik zat daar vast, ver weg van de stad. Waar ben ik nu toch terecht gekomen? Dat dacht ik vaak.’
Agressief
Het was voor Joost heel lastig dat hij op straat altijd kon doen wat hij wilde, maar dat hij in de kliniek opeens moest doen wat anderen zeiden. Daarom ontplofte hij vaak en was hij agressief. Maar langzaam vertrouwde Joost steeds meer mensen. En ging hij zich anders gedragen. De begeleiders luisterden naar hem en namen hem serieus. Dat was hij niet gewend. Het was moeilijk voor Joost om zijn gedachten en gedrag te veranderen, maar hij deed zijn best. Voor het eerst in z’n leven ging hij ergens voor. ‘Ik heb dierverzorging en sociale vaardigheid gedaan. Daar heb ik diploma’s van.’ Joost leerde om te gaan met boosheid en agressie. ‘En we hebben veel over drank en drugs gepraat. Daar begin ik dus nooit meer aan.’
Op Boschoord praatte Joost meer dan hij ooit had gedaan. ‘Ik was wel een beetje klaar met m’n oude leven.’
Meer vrijheid
Zes jaar na z’n opname werd Joost overgeplaatst naar de open behandelunits. Hij kreeg steeds iets meer vrijheid en verantwoordelijkheid. ‘Ik heb nooit de neiging gehad weg te lopen. Ik was bang voor m’n oude leven.’ "In 2006 verhuisde hij naar de resocialisatieafdeling. Daar kon hij leren om weer terug te komen in de maatschappij. Maar na een tijdje bleek dat dat niet ging lukken. Hij zou waarschijnlijk weer terugvallen in zijn oude gedrag. Dat dacht Joost zelf ook. Het beste voor Joost was om zelfstandig begeleid te wonen. Dus woont hij sinds 2008 zelfstandig begeleid in Eefde, op een locatie van Trajectum.
Hoe gaat het nu?
Joost voelt zich thuis op zijn plekje. Hij kan het goed vinden met zijn huisvriend. En hij werkt twee ochtenden in de week. Het is een kwartiertje fietsen. Dat stukje rijden, daar geniet hij van. Het werk in de werkplaats vindt hij niet heel interessant. ‘Maar ’t hoort erbij.’ Joost is uitbehandeld. Hij heeft ook al anderhalf jaar geen tbs meer. Hij heeft 24 uur per dag begeleiding. Voor zover het kan heeft hij z’n leven op de rit. ‘Ik voel me soms best gelukkig.’ Om te laten zien hoe hij z’n best doet vraagt hij soms om blaastesten en urinecontroles. Hij is altijd clean.
Joost spreekt zijn broers niet meer. ‘Ik vond dat best zwaar, maar het is beter zo. Ik wil het slechte pad niet weer op.’ Een keer in de twee maanden gaat Joost onder begeleiding op bezoek bij zijn zus. Dan ziet hij ook z’n moeder. ‘Dat vind ik wel mooi.’ Joost voelt zich goed. ‘Ik leef hier in vrede op m’n appartement, ja toch? Dit heb ik toch maar bereikt in vijftien jaar. Soms was het overleven, maar ik heb het gered.'